Er zijn verschillende gehoorstoornissen:

  • Aangeboren slechthorendheid:
    Slechthorendheid is een hoorstoornis waarbij het gehoor licht tot zeer ernstig gestoord kan zijn. Als slechthorendheid aangeboren is, heeft dit invloed op de ontwikkeling van de taal en de spraak. Een kind leert door veel na te doen en te herhalen dat klanken betekenis hebben. Het leert zijn eigen klanken bij te sturen zodat die gaan lijken op de taal die het hoort; op deze manier leert het kind spreken. Een slechthorende baby zal niet of nauwelijks reageren op zijn eigen gebrabbel en op de klanken uit zijn omgeving. Hij leert de betekenis van geluiden en spraak onvoldoende herkennen. Een achterstand in het begrijpen van taal en het leren spreken is het gevolg. Deze achterstand kan ook op volwassen leeftijd nog bestaan;
  • Verworven slechthorendheid:
    Slechthorendheid kan aangeboren zijn, maar ook op latere leeftijd verworven worden. Aangeboren slechthorendheid heeft invloed op de ontwikkeling van de taal en de spraak. Bij verworven slechthorendheid die na de eerste levensjaren ontstaat is dit minder het geval. Slechthorendheid kan veroorzaakt worden door een ongeval, door een infectieziekte of door het gebruik van bepaalde medicijnen. Een andere oorzaak is lawaaibeschadiging. Hierbij is de werksituatie van grote invloed (denk aan een metaalfabriek of zagerij), maar ook het geregeld blootstaan aan zeer harde geluiden (bijvoorbeeld op een schietbaan, in een muziekband of discotheek). Bij het ouder worden is slijtage van het binnenoor de grootste oorzaak van het slechter horen, de zogenaamde ouderdomsslechthorendheid;
  • Middenoorontsteking:
    Middenoorontstekingen die gepaard gaan met vocht in het middenoor kunnen slechthorendheid veroorzaken. De grootte van het gehoorverlies wordt vooral bepaald door de mate van vochtophoping in het middenoor. Middenoorontstekingen komen bij jonge kinderen veel voor; na 5 a 6 weken zijn de klachten meestal voorbij en het kind hoort weer goed. Kinderen die in de eerste levensjaren regelmatig middenoorproblemen met gehoorverliezen hebben, kunnen problemen krijgen in de spraak- en taalontwikkeling. Een kind leert de spraak en taal immers door het luisteren naar zijn omgeving en door het imiteren van het voorbeeld dat zijn omgeving aanbiedt. Door het verminderde gehoor is het kind hiertoe onvoldoende in staat. In de spraak vallen dan vooral uitspraakproblemen op. In de taal kunnen woordenschat en zinsbouw zich minder goed ontwikkelen. Wisselende gehoorverliezen kunnen op school de leerprestaties negatief beïnvloeden. En doordat het kind zich steeds moet inspannen om goed te horen, kunnen ook gedragsproblemen optreden.